The True  Church  of  GOD Website
home     |     Dutch  Booklets

HET GLORIEUZE ONSTERFELIJKE EVANGELIE, OVEREENKOMSTIG GODS WOORD

     Tegenwoordig worden er net zoveel "evangelies" verkondigd, geloofd en uitgedragen als er verschillende religieuze overtuigingen zijn.  Deze verscheidenheid van "evangelies" kan niet goed zijn, omdat de één de ander op wat voor manier dan ook tegenspreekt.  Hoe kan iemand dan een "evangelie" vinden dat waarachtig is en voorkomen dat hij tijd verspilt door het geloven en volgen van een vals evangelie?  Het antwoord op deze vraag is eenvoudig: wij moeten terug naar Gods Heilige Bijbel waar het juiste Evangelie wordt gevonden, en al wat men zegt toetsen aan dit Heilige Woord.
     God zegt ons:
     "Tot de wet en tot de getuigenis!  Zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben". Jesaja 8:20.

     De Bijbel is het door God geïnspireerde Woord, geschreven om te voorkomen dat wij worden misleid naar vernietiging en om ons te wijzen naar de juiste wandel tot het eeuwige leven.  Dit Heilige Woord is niet geschreven door slechte en knappe mensen, maar is geschreven door heilige mannen van God toen zij "door de Geest werden bewogen" (2 Petrus 1:21).  En de beste vertaling te gebruiken voor studie is de oude vertaling.  Door Gods Woord te onderzoeken kan men begrijpen wat het ware Evangelie is.  Alle teksten, niet slechts een gedeelte, is door God geïnspireerd en vormt de basis voor alle leerstukken, voor terechtwijzing, voor correctie van onze fouten en voor lessen in gerechtigheid (1).

     Wat zegt God ons, door Zijn Heilige Bijbel, dan over het Evangelie?
     Evangelie betekent letterlijk het brengen van goede en blijde boodschappen aan anderen (2).  Wat zijn deze goede boodschappen dan?
     Het Evangelie betreft de redding van de mensheid (3).  Maar waarom behoeft de mensheid nu redding?  Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij teruggaan naar het allereerste begin van de wereldgeschiedenis.
     Toen God de wereld schiep, schiep Hij het in de hoogste schoonheid en lieflijkheid (4). In deze perfecte wereld schiep God Adam en Eva (5).  Zij waren perfect, zowel lichamelijk als mentaal en geestelijk.  God voorzag hen liefdevol met alles wat nodig was voor hun volledige gelukzaligheid.  Alles werd genadiglijk gegeven onder één voorwaarde:
     "En de HEERE God gebood den mens, zeggende: van allen boom dezes hof zult gij vrijelijk eten; Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven." Genesis 2:16-17.

     Maar zowel Adam als Eva wantrouwden God en kozen ervoor te eten van de vrucht van deze verboden boom, aldus braken zij met en overtraden Gods gesproken woord of wet en bedreven zonde (6).  Ogenblikkelijk vielen zij van hun hoge en geheiligde positie in gerechtigheid en kwamen onder de straf voor zonde - voor welke is de dood (7).

     Omdat het niet God was die Adam en Eva er toe aanzette Zijn wet te breken en zonde te bedrijven, wie anders is de auteur, of de enige verantwoordelijke voor het ter wereld brengen, van zonde en dood?  Lucifer, Satan, de Duivel (8).

     De Bijbel maakt duidelijk dat, sinds de mens ervoor koos te zondigen door ongehoorzaamheid aan God - hun Schepper en Auteur van het leven - en met Zijn wet te breken, er twee belangrijke dingen gebeurden.

     1. Zowel Adam als Eva kwamen onder de heerschappij van Satan.  Ze werden zijn eeuwige bondgenoten en leefden een ellendig en gedoemd bestaan in slavernij van de zonde.  Niet langer konden zij Gods wil doen, omdat Satan hun koning en heerser geworden was (9).

     2. Zonde kan niet bloeien in Gods aanwezigheid zonder te worden vernietigd door Zijn glorie en helderheid.  Dus werd de mensheid voor eeuwig gescheiden van God -- hun liefhebbende Koning (10).

     Heeft God, uit liefde voor de mensheid, Zijn gesproken woord en wet niet kunnen veranderen om de mensheid te redden van de gevolgen van het overtreden van die wet en de zonde?  Nee, God is trouw aan Zijn woord.  Hij verandert niet van gedachten en wijkt niet af van Zijn wet om de omstandigheden aan te passen.  Hij heeft geen twee gezichten en is niet hypocriet (11).
     Duidelijk vertelt Hij ons:
     "Ik zal mijn verbond niet ontheiligen, en hetgeen uit Mijn lippen gegaan is zal Ik niet veranderen." Psalm 89:34.

     Kortom, wij weten dat het God is die Zijn volk nooit laat vallen -- Hij is een God in wie wij ons volste vertrouwen kunnen stellen en in wiens handen wij ons veilig weten (12).
     Als God Zijn wet zou veranderen of aanpassen om de mensheid te redden van haar zonde, dan zou dat aantonen dat het verkeerd van Hem was om de mensheid een wet te geven die zij in de eerste plaats niet had kunnen naleven. Bijgevolg zou niet Satan maar God verantwoordelijk zijn voor de zonde!  Hierdoor zou het koninkrijk en de heerschappij van God ten val komen en zou Satan gerechtigd zijn in zijn opstandigheid.  God heeft dus niet één gebod van Zijn wet veranderd om de mensheid van haar zonde te redden.
     God heeft Zijn ongehoorzame schepselen echter niet achtergelaten om eeuwig van Hem (de bron van alles wat leeft) gescheiden te zijn in slavernij van Lucifer (de oorsprong van al wat dood is), in voortdurende gebondenheid aan zonde en dood zonder enige hoop op hereniging in harmonie met God, Zijn wet en gelukzalige gemeenschap met Hem.  God heeft niet toegestaan dat Satan voor altijd zou overwinnen maar heeft, ten koste van een zeer hoge prijs, een weg ten redding voorzien voor allen die van harte bereid zijn te breken met de Duivel en willen ingaan in eenheid en harmonie met hun liefhebbende God.  Deze weg ten redding werd voorzien op het moment dat de mens ervoor koos te zondigen.
     "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de hiel vermorzelen." Genesis 3:15.

     Wie is dit "zaad" van de vrouw dat Satans kop zal vermorzelen of zal overwinnen en zegevieren over hem; die de mensheid een weg ten redding van dit onheil zal voorzien?  Jezus Christus (13).  En wie is Jezus Christus?  De Zoon van de Levende God (14).
     God de Vader heeft de mensheid zó liefgehad, dat Hij bereid was de hoogste prijs te betalen om ons te redden.  Hij gaf Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus om een weg ten redding te voorzien, zodat wij gered kunnen worden van zonde, Satan en eeuwige dood!
     "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven hebbe.  Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden....dat een ieder die den Zoon gezien heeft en in Hem gelooft, het eeuwige leven heeft en Ik zal hem opwekken ten uiterste dage". Johannes 3:16-17, 6:40.

     Breken met Gods gebod en wet heeft ons gescheiden van de Vader en bracht ons in disharmonie en vijandschap met Hem en Zijn gerechtigheid.  Onze zonde maakte een grote kloof tussen God en ons (15).  Door Jezus Christus echter, de verbinding met God en de mens (16), heeft de Vader een weg ten redding voorzien waardoor wij in vijandschap met zonde en Satan leven.  Aldus zijn wij weer teruggebracht in gemeenschap en harmonie met onze genadige God.  Wat anders heeft God kunnen geven om te tonen hoe zeer Hij ons liefheeft, dan Zijn eigen Zoon?  Wat voor liefde is het waar hier van wordt gesproken?
     "Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid." Jeremia 31:3.

     Dit de reden waarom Jezus Christus de kern is van het waarachtig Evangelie; niet Boeddha, Krishna, Confucius, Maitreya of enig ander menselijk schepsel, maar Jezus Christus (17).  Het is Jezus van Nazareth alleen, die de ultieme openbaring is van Gods eeuwige liefde voor u en mij (18).
     "Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven.  Niemand komt tot de Vader dan door Mij....Die Mij gezien heeft, die heeft de vader gezien." Johannes 14:6,9.

     Hoe heeft Jezus de weg ten redding voor ons bereid?  Door het maken van een eeuwigdurend verbond tussen God de Vader voor de redding van de mensheid (19).
     Toen de mensheid ervoor koos om te breken met God wet en begon te zondigen, werd dood daarvoor de strafmaat.  Deze straf werd echter niet meteen uitgevoerd omdat de Vader zelf bepaalde dat Zijn eniggeboren Zoon zich opofferde om in plaats van ons deze doodsstraf te dragen.  Om ons te redden is tussen de Vader en Zijn Zoon een eeuwigdurend verbond gesmeed.  Jezus Christus wilde Zijn eigen leven opofferen in plaats van ons eigen leven!  Hij wilde worden geslagen, Zijn kostbaar bloed moest vloeien, om de gevallen mensheid een kans te geven terug te keren naar de Vader.  Als gevolg hiervan konden zelfs Adam en Eva worden gered!  In de kern van het woord doet Jezus Zijn verzoenend werk al vanaf de grondlegging van de wereld! (20)
     Dit betekend dat Jezus er al was voordat Adam en Eva zondigden, omdat Hij Zijn leven opofferde als strafmaat voor de zonde vanaf de grondlegging, of schepping, van de wereld.  Dit nu is precies wat de Bijbel openbaart (21).  Deze wereld en alle leven daarop, is in feite geschapen door Jezus!
     "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.  Dit was in den beginne bij God.  Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is." Johannes 1:1-3.

     "[God] heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon; welke Hij gesteld heeft tot een erfgenaam van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft." Hebreeën 1:2.

     Dit glorieuze Evangelie is zelfs verkondigd aan Adam en Eva nadat zij gezondigd hadden, zodat zij op die manier konden ontkomen aan een zekere dood - het was zeker een goede en blijde boodschap voor hen!
     Om in te prenten wat de verschrikkelijke gevolgen zijn door te breken met Gods eeuwige en onveranderlijke wet, (22) en heen te wijzen naar Jezus als offer voor onze zonden, heeft God een systeem ingesteld, dat vroeg om het offer van een onschuldig lam.  Elke keer dat Gods wet werd overtreden en er zonde werd bedreven moest dit onschuldige dier worden opgeofferd en moest het bloed daarvan vloeien.  Dit systeem ter verzoening werd gegeven aan Adam en Eva en aan de volgende generaties doorgegeven, (23) en was eveneens symbolisch voor Jezus' offer voor onze zonden.  Dit symbolische systeem, als afschaduwing, wees heen naar Jezus letterlijke offer als lam en opoffering. Zijn bloed vloeide, als offer voor zonde (24).  De afschaduwing van dit verzoenend systeem en zijn wet versterken dus het Evangelie en is symbolisch voor het hooghouden van Jezus als onze enige hoop op zaligmaking.

     Dit zelfde Evangelie werd verkondigd aan Abraham en wees heen naar Jezus toen Hij van de Hemel neerdaalde op aarde en Zichzelf in de plaats stelde voor onze zonden, de doodsstraf op Zich nam om ons te bevrijden van de weg die leidt tot Satans slavernij (25).

     Na de uittocht uit Egypte, gaf God opnieuw twee wetten aan Zijn volk. Opnieuw gaf Hij Zijn onveranderlijk en eeuwig gebod door te spreken tot de gehele vergadering (26), en God Zelf stelde het op schrift met Zijn eigen hand (27), zodat niemand deze tien geboden kan vergeten (28).  Ook stelde God opnieuw het verzoeningsoffer in, met de bijbehorende wetten die Mozes op schrift moest stellen (29).
     Aldus heeft God gesproken en Zijn tien geboden geschreven.  Mozes echter moest de offer- en ceremoniële wetten op schrift stellen.  God deed dit om een scheiding aan te brengen tussen deze twee wetten, of geboden.  Teneinde de scheiding te vergroten, moesten de tien geboden in de Ark des Verbonds worden geborgen, direct onder het verzoendeksel (30), onderstrepend dat genade werd gegeven aan hen die enig gebod van Gods tien eeuwige geboden zou breken.  De offerwetten werden terzijde van de Ark neergelegd (31), om aan te duiden dat deze slechts tijdelijk waren.
     Dit gehele systeem van verzoenoffer en ceremonie was in het geheel gefundeerd en gecentreerd op Christus.  Zelfs het priesterschap dat het bloed van het lam plengde op het altaar ter verzoening voor gepleegde zonden, vertegenwoordigd Christus.  Als iemand zich dus mocht afvragen waarom een onschuldig object, onbevlekt (zonder enige zonde), moest worden opgeofferd en het bloed moest vloeien ter verzoening van zonden, dan zullen hun gedachten alleen gericht zijn op Jezus!  Door de geschiedenis heen is het Evangelie dus voortdurend verkondigd in symbool en als afschaduwing.

     De verkondiging van dit Evangelie was van kracht totdat Christus afstand deed van de troon van Zijn vader, Zijn heerlijk huis, Zijn koninklijke kleed en Kroon.  Hij heeft Zijn machtige positie en geëerdheid in de Hemelse gewesten leeg achtergelaten.  Ook de lof en de aanbidding van alle ongevallen engelen heeft Christus achtergelaten om af te dalen naar deze duistere wereld ondergedompeld in de vloek van de zonde (32).
     "Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknecht aangenomen hebbende, en is des mensen gelijk geworden.  En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja den dood des kruises." Filipenzen 2:6-8.

     Dit is een waar mysterie!
     "En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot.  God is geopenbaard in het vlees, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid." 1 Timotheüs 3:16.

     Waarom zou de Zoon van God nu afdalen naar deze aarde om geboren te worden als hulpeloze baby?
     "En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden." Matthéüs 1:21.

     Maar hoe kan Jezus Zijn volgelingen redden van hun zonde en hen aldus het eeuwige leven geven?
     "Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen; Die geen zonde gedaan heeft, en er is geen bedrog in Zijn mond gevonden." 1 Petrus 2:21-22.

     Jezus was een voorbeeld, een rolpatroon, een blauwdruk voor de gehele mensheid, om het eeuwige leven te verkrijgen door in Hem te geloven (33).  Door te zien op Jezus - de auteur van ons geloof (34) - en Zijn leven te bestuderen, kunnen wij precies zien wat wij moeten doen en naleven in ons eigen leven.  En wat was het thema van Christus leven?
     "Ik heb lust, o mijn God, om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands." Psalm 40:8.

     Waarom droeg Jezus de wet, of woorden van Zijn vader, in Zijn hart en gedachten?
     "Ik heb uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou." Psalm 119:11.

     "Waar het woord des konings is, daar is heerschappij..." Prediker 8:4.

     Christus heeft er dus voor gekozen om Gods wet in Zijn hart te prenten, zodat Hij de genade en goddelijke kracht kreeg om niet te zondigen en Gods wet te breken.
     Heeft Christus heel Zijn leven geheel conform en gehoorzaam aan de eeuwige wet en geboden van Zijn Vader geleefd, zonder één ervan te breken of gezondigd?  Ja! (35)  De Schrift vertelt ons ook dat Christus heel Zijn leven werd verleid tot het kwaad en zonde te bedrijven (36).
     Kan God worden verleidt tot het kwaad en zonde?  Nee (37).  Maar toch werd Jezus verleid door deze dingen te doen!  Jezus heeft de gevallen mensheid een perfect voorbeeld en model van gehoorzaamheid gegeven zonder te breken met de geboden van Zijn Vader, door Zijn gehele leven te leven in menselijke geaardheid.  Jezus' karakter was dus van menselijke aard!
     Jezus was God (38) en mens (39) tegelijk (40). Jezus heeft er echter niet voor gekozen om volgens Zijn Godheid op aarde te leven, omdat wij Zijn heerlijkheid en glorie niet zouden kunnen weerstaan.  Hij koos ervoor Zijn Godheid te bedekken door menselijk te worden zodat Hij als één van ons in ons midden kon leven.

     Heeft Jezus ervoor gekozen om te leven en de verleiding en zonde te overwinnen in een reine en ongevallen aard - de aard die de engelen en Adam voor de zondeval hadden?  Of in een gevallen aard, die u en ik hebben?
     "Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad van Abraham aan." Hebreeën 2:16.

     Jezus heeft niet de ongevallen aard op Zich genomen, maar de gevallen aard van de mensheid sinds de zondeval van Adam.  Dezelfde aard die Abraham en David hadden en die ook wij hebben (41).
     "Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die bij God te doen waren, om de zonde des volks te verzoenen." Hebreeën 2:17.

     Dit betekent dat onze Verlosser onze zondige aard op zich nam, waardoor Hij dezelfde verlangens en neiging (42) naar zonde voelde die ook u en ik ervaren (43).  Maar omdat Christus voortdurend afhankelijk was van Zijn Vaders kracht en genade (44) heeft Hij niet in het minst toegegeven aan Satans verleidingen en de neiging tot zonde (45).  Hij onderdrukte de zonde in Zijn eigen lichaam (46) en volgde Gods wil en wet tot in perfectie (47).  En waarom heeft Christus de gevallen menselijke aard op Zich genomen?  Zodat Hij uit de eerste hand kon ervaren wat u en ik doorgaan in verleiding en ons kan helpen als wij verleidt worden door te laten zien dat, in onze gevallen menselijke aard, Gods wet gehouden kan worden.  Christus is zeker in staat ons te troosten en te helpen om verleiding te overwinnen.
     "Want in hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij dengenen die verzocht worden, te hulp komen." Hebreeën 2:18.

     "Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft." Filipenzen 4:13.

     Bij Zijn geboorte was Christus perfect en vrij van zonde (48), maar Zijn karakter was nog niet compleet gevormd (49).  Net als u en ik moest Hij Zijn karakter vormen in gerechtigheid door te leren gehoorzaam te zijn aan God en Zijn wet (50).  Jezus leerde te gehoorzamen en ontwikkelde Zijn karakter in gerechtigheid door verleidingen te weerstaan.  Door niet toe te geven aan de verlangens van de gevallen menselijke aard die Hij op Zich nam, cijferde Hij zichzelf weg en werd onderdanig als een dienaar (51).  Niet voor Zichzelf (52) maar om de wil van Zijn Vader na te volgen in alles.  Omdat Christus Zich voortdurend wegcijferde, veroorzaakte dit in Hem een hevige strijd met Zijn gevallen aard.  Door echter te vertrouwen op Zijn vader voor genade en kracht, was Christus in staat altijd gehoorzaam te blijven een Gods wet en geboden, en dus alle kwaad te overwinnen.  Christus heeft dus Zijn karakter volledig gevormd tot in perfectie in lijdzaamheid omdat Hij niet toegaf aan verleiding en zonde (53).
     "Die in de dagen Zijns vleses, gebeden en smekingen tot Degene, Die Hem uit den dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vreze.  Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden.  En geheiligd zijnde, is Hij allen die Hem gehoorzaam zijn, een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden." Hebreeën 5:7-9.

     "Want het betaamde hem, om Welken alle dingen zijn en door Welken alle dingen zijn, dat Hij vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, den oversten leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen." Hebreeën 2:10.

     Christus was gehoorzaam tot in de dood - zelfs de dood aan het gruwelijke kruis (54).  Hiermee heeft Hij de gehele mensheid een voorbeeld en patroon gegeven waardoor ook wij elke vorm van verleiding kunnen overwinnen, zoals Hij deed.
     "Want wij hebben geen Hogepriester, Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij verzocht is geweest, doch zonder zonde." Hebreeën 4:15.

     Jezus, onze genadige Redder en Zaligmaker, staat niet ver van de mensheid af (55), maar heeft ervoor gekozen om zoveel mogelijk te worden als u en ik - Hij koos ervoor als één van ons te worden zodat Hij wist van dezelfde innerlijke strijd waar wij doorheen gaan om de verleidingen proberen te weerstaan!  Hij werd deel van de mensheid om ons van verleidingen af te houden en ons naar Zich toe te trekken - om ons te redden "van onze zonden", niet "in onze zonden"! (56)  Bovendien hoort Hij elk gebed van hen die in eerlijkheid roepen om Hem voor hulp (57).
     Christus, onze Schepper, heeft er willens en wetens voor gekozen Zichzelf te verlagen door één van Zijn eigen schepping te worden.  Maar niet alleen dit, Hij verlaagde Zich nog meer door geboren te worden in een lage klasse van de maatschappij; een kind van een arme dienstknecht (58).  Grootgebracht in een zondige en goddeloze stad,(59) deel van een volk dat was geknecht door een overheersende natie (60).  Hij koos niet om geboren te worden in een koninklijke familie van een heersende koning, of in een rijke familie, maar Hij koos ervoor één te worden met de minsten.  Wat voor nederigheid toon onze Verlosser hier?  Een oneindige nederigheid!  Niemand heeft ooit zoveel armoe, moeiten, zorgen ontbering, leed of verleiding ervaren als Christus.  Christus zèlf koos ervoor dit alles te doen voor ons om ons diepe leed en onze vernedering te bereiken en aldus de gehele mensheid op te heffen om op te zien naar hun liefhebbende God en Vader!  Wat voor liefde hier getoond wordt?  Oneindige liefde!

     Door geloof in Jezus Christus, de verbinding tussen God en mens, worden wij rechtvaardig voor God (61), verkrijgen wij genade en kracht om te weerstaan (62) in onze strijd tegen en overwinning op alle verleiding en zonde (63), in gerechtigheid (64) door Christus (65) die ons kracht geeft (66).
     Zal God iemand afwijzen, die tot Hem komt in nederigheid en oprechtheid?  Nee!  Onze Vader en Zijn Zoon Jezus wijzen nooit iemand af - om het even wat zij anderen hebben aangedaan of hoe hoog de zonde zich rondom hen heeft opgestapeld!
     "Al wat mij de vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt zal ik geenszins uitwerpen." Johannes 6:37.

     "Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Hebreeën 7:25.

     Jezus redde ons van de eeuwige dood (67) door ons terug te brengen in de gunst en gemeenschap met de eeuwige Vader en Zijn eeuwige woorden en wet. (68) Onze Vader is niet geneigd om zondaars te straffen met een gruwelijke dood (69), maar verheugt Zich uitermate over een ieder die zijn hart aan Hem geeft! (70)  En indien wij trouw blijven aan God tot het einde toe, dan zullen wij het eeuwige leven oogsten - niet de eeuwige dood (71).  Dit is waarlijk een goede en blijde boodschap van grote vreugde!

     God de Zoon werd één met Zijn eigen schepping om alle zonde in de gevallen menselijke natuur te veroordelen (72), om te laten zien en aan te tonen dat, als de gehele mensheid (u en ik) is verenigd met goddelijkheid (Gods macht en kracht), zonde niet wordt gekozen of bedreven (73).  Kortom, door geloof in Jezus Christus, hoeven wij niet langer te kiezen voor de zonde!
     "Gelijk ons Zijn goddelijke kracht alles wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis Desgenen, die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve de Goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf, dat in de wereld is door de begeerlijkheid." 2 Petrus 1:3-4.

     "Een iegelijk die uit God geboren is, die doet de zonde niet; want Zijn zaad blijft in Hem; en hij kan niet zondigen want hij is uit God geboren....Wij weten dat een iegelijk die uit God geboren is, niet zondigt; maar die uit God geboren is, bewaart hemzelve en de zonde vat hem niet." 1 Johannes 3:9, 5:18.

     Uit oneindige liefde voor u en mij, heeft Christus onze zonden op Zich genomen - Zichzelf zondig makend voor ons (74).  Christus heeft geleden voor onze zonden, Hij leed voor ons breken met Gods wet.  Hij nam onze ongerechtigheid op Zich, zodat wij Zijn gerechtigheid kunnen ontvangen.  Hij werd gegeseld en geslagen opdat wij genezing kunnen vinden (75).  Hij nam onze dood op Zich opdat wij het leven dat het Zijne was mogen ontvangen.
     "Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid, en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht en, wij hebben Hem niet geacht.  Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten die Hij heeft gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God verslagen en verdrukt was.  Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en Zijn striemen is ons genezing geworden.  Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen." Jesaja 53:3-6.
     Christus koos Zelf voor de wrede dood aan het kruis, om te worden geslacht als een onschuldig Lam en het laten vloeien van Zijn kostbaar bloed, om het eeuwig verbond met Zijn Vader te bekrachtigen en vrede te brengen tussen God en ons (76).  Zijn dood was de vervulling van en het einde aan de offer- en ceremoniële wetten (77), zodat Hij onze Hoge Priester (78) en Advocaat voor zonde voor het aangezicht van Zijn Vader (79) kon worden.  Christus was dus in staat om de zonde van de hele wereld te dragen en weg te nemen (80), met Zijn kostbaar bloed (81) een ieder te reinigen die zijn zonden belijdt en verzaakt (82) van alle ongerechtigheden (83).  Wij zijn dus bevrijd van het juk van het kwaad (84) en teruggebracht naar onze Vader (85).
     Christus' dood aan het kruis bracht een eind aan de offer- en ceremoniële wetten die Mozes geschreven heeft.  Christus' dood heeft echter niet afgedaan met of Gods tien geboden veranderd.  Christus' dood is zelfs het grootste argument dat aantoont dat de tien geboden tegenwoordig nog steeds van kracht zijn!  Want als God Zijn wet zou kunnen veranderen, had Christus niet hoeven te sterven voor ons breken met die wet.

     Christus Zelf verklaarde dat de wet van God op geen enkele wijze zou voorbijgaan, totdat de hemel en de aarde voorbij zullen gaan.
     "Meent niet dat Ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden, Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar om te vervullen.  Want voorwaar ik zeg u: 'Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied." Matthéüs 5:17-18.

     Na Christus' dood verklaarde Paulus de tien geboden zelfs als "heilig, recht en goed" (Romeinen 7;12).  Paulus verklaarde eveneens dat, als één enkele van de tien geboden zou worden veranderd of aangepast, het had moeten gebeuren voordat Christus stierf - niet na Zijn dood - zoals een testament alleen kan worden veranderd of aangepast voordat de erflater sterft (86).  Omdat Christus de wet niet heeft veranderd vòòr Zijn dood op Goede Vrijdag, maar verklaarde dat ze niet werden veranderd - niet in het minst - zijn de geboden van God vandaag de dag nog steeds bindend voor hen die God willen volgen en gehoorzamen (87).  Het vierde gebod in het bijzonder is nog steeds van kracht!
     De heilige Sabbath van God is de zevende dag van de week of zaterdag, niet zondag wat de eerste dag van de week is (88).  Vele goede christenen geloven dat na Christus' dood, ter ere van Zijn opstanding, Gods Sabbath veranderde van zaterdag naar zondag.  De Bijbel leert dit echter niet.
     Zelfs na Christus' opstanding verklaart Paulus zelf dat de enige Sabbath, die Gods volgelingen zouden moeten zien als een heilige rustdag, dezelfde rustdag die God instelde in Eden - de zevende dag van de week.
     "Want Hij heeft ergens van den zevende dag aldus gesproken: 'En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust'...zo bepaalt Hij wederom een...zekeren dag.  Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.  Want die ingaan is in Zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.  Laat ons dan ons benaarstigen om in die rust in te gaan, opdat niet iemand in dezelfde voorbeeld der ongelovigheid vervalle." Hebreeën 4:4, 7, 9-11.

     Jezus heeft Zichzelf als Heer van de Sabbath verklaard (89), en Hij is nog steeds dezelfde Heer van dezelfde Sabbath!  Als wij proberen af te doen met Gods tien geboden, door te zeggen dat ze aan het kruis werden vervuld, dan doen wij in feite af met de noodzaak van Christus als onze Verlosser en Zaligmaker!
     Het is enkel door de wet die zonde doet kennen als zijnde verkeerd (90).  Dus als wij afdoen met de wet, dan zou niemand schuldig zijn aan zonde (91).  En als niemand schuldig zou zijn aan zonde, dan hoeft niemand de straf van de dood te ondergaan (92).  Wat zou dan de noodzaak zijn van Christus als onze Verlosser van zonde en dood?  Bovendien, wat zou de noodzaak zijn van predikers en religie - wiens enige doel het is om ons tot Christus te brengen voor zaligmaking?  U kunt dus duidelijk zien, dat als wij afdoen met enig deel van Gods wet, dat u ook zou afdoen met Christus en de noodzaak van religie.  Dus als iemand zegt volgeling van Christus te zijn en toch verklaart dat Gods wet niet langer hoeft te worden gehoorzaamd, dan ondermijnt hij daarmee het geloof dat hij heeft en doet af met de verlosser en Zaligmaker die hij zegt te volgen!
     Het waren niet de tien geboden maar de offer- en ceremoniële wetten die aan het kruis werden genageld, omdat deze compleet vervuld werden in Christus als ons Offer en Hogepriester (93).  Hieruit volgt dat de tien geboden die God met Zijn eigen hand heeft geschreven in twee stenen tafelen, vandaag de dag nog steeds van kracht zijn.
     "Doen wij dan de wet teniet door het geloof?  Dat zij verre, maar wij bevestigen de wet." Romeinen 3:31.

     God wil deze eeuwige wetten in de tafelen van ons verstand en hart schrijven (94).  En met het nieuwe verbond, of door herboren te worden, zullen wij God dienen en gehoorzamen met een onverdeeld hart, niet kiezende Hem ongehoorzaam te zijn, maar met vastberadenheid de duivel te weerstaan en niet meer zondigen (95).

     Deze wet van God heeft niet de kracht om behouden te worden.  Hij wijst alleen naar de zonden in ons leven en veroordeelt ons als zijnde niet waardig te leven (96).  Deze kennis beweegt en drijft ons naar Jezus; alleen Hij is onze Verlosser van zonde en dood (97).
     Maar toch, net als tweeduizend jaar geleden verwerpen vele van Christus' zogenaamde volgelingen Hem opnieuw.  Zij willen zich niet houden aan Zijn geboden om vrij te zijn van zonde, omdat zij er in willen blijven leven!  Een ware christen echter, is dood in zonde en levend in Christus: een ware christen dient en leeft niet in zonde, maar dient en leeft in Christus (98).

     Toen Jezus hier op aarde kwam als een baby, opgroeide naar een volwassen man en begon te prediken van dit glorieuze Evangelie, zou je dan niet denken dat Hij vreugdevol zou worden geaccepteerd door de zogenaamde volgelingen van God?  Zou je niet denken dat Hij enorm geliefd zou zijn, door de mensheid een weg ter redding te geven van zonde en eeuwige dood, door Zijn eigen leven op te offeren?  Wat heeft zich er echter voorgedaan?
     Christus is gekomen om alle mensen, niet alleen een enkel ras of volk, uit de duisternis naar Zijn schitterend licht van waarheid te brengen (99).  Dit gebeurde om de gehele mensheid te bevrijden van het juk van de zonde (100), van gevangenschap in corrupte hoererende kerken (ook wel gevangenis of kerkers genoemd), van goddeloos leiderschap dat het Evangelie van waarheid verwerpt en doorleeft in zonde en anderen blijft afhouden van vrijstelling en vrijheid in Christus (101).

     De corrupte kerk en de meerderheid van de mensheid heeft Christus verworpen en zijn vastbesloten te verhinderen dat dit Evangelie wordt verspreidt door tactieken te gebruiken als angst, intimidatie en zelfs hen te doden die dit ware Evangelie verspreiden (102).  Dit geeft Jezus groot verdriet en pijn (103).

     Jezus werd zelfs verraden door één van zijn eigen volgelingen, die Hem uitleverde aan de corrupte kerk en haar goddeloze leiders (104).  Niet één van Christus' volgelingen koos ervoor om aan Zijn zijde te staan, maar vluchtten en verlieten Hem allemaal (105).  De corrupte kerk en het volk verenigden zich met de civiele overheden van de Staat met het doel om Christus en Zijn volgelingen te doden (106).  Deze vereniging maakte de kerk en het volk deel van het geestelijk Babylon dat Gods Woord veroordeelt (107).
     Christus werd gegeseld, geslagen, misbruikt, bespuwd, bespot, kreeg scherpe doorns in Zijn hoofd geduwd, kreeg spijkers door Zijn handen en voeten geslagen en werd gekruisigd op een ruw houten kruis door hen die zich zogenaamde volgelingen van God noemden (108).  Dezelfde mensen die zeiden zich te houden aan Gods wet, doodden hun eigen Verlosser - de boodschapper van het verbond van vrede met God (109).  Ze hebben dit gedaan, en vervolgden Christus' volgelingen; omdat ze niet bevrijd wilden worden van zonde, maar om door te blijven leven in zonde. (110) Ditzelfde wordt vandaag de dag gedaan aan hen die preken en staan voor de waarheid van God (111).  Niet allen die zeggen van Christus te zijn, zijn werkelijk volgelingen van Hem! (112)  Onze plaats moet zijn, "men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen" (Handelingen 5:29) (113).
     Onze gezegende Verlosser bleef echter niet in het graf, maar rees triomfantelijk op uit het graf (114).  Hij rees op naar de Hemel om te verschijnen voor God als onze Hogepriester en Advocaat (115).  Vandaag de dag verzoend en vergeeft Hij de zonden die worden bekend en verzaakt door Zijn berouwvolle volgelingen met Zijn bloed totdat Hij dit verzoenende werk tot een einde brengt in de meest heilige plaats van het Hemelse heiligdom (116).  Velen geloven dat Christus' verzoenend werk voleindigd werd aan het kruis, tweeduizend jaar geleden.  De Bijbel leert dit echter niet.
     God zegt ons dat, voordat elke zonde verzoend kon worden, een offer met bloedvergieten moest gebeuren.  Dit vergoten bloed moest door een priester naar het heiligdom in de tempel worden gebracht en op het altaar worden geplaatst (117).  Christus' dood aan het kruis, waar Zijn kostbaar bloed werd vergoten, was het ultieme eenmalig offer voor de verzoening van zonden (118).  Toen Christus echter op aarde was, was Hij het zoenoffer en kon dan niet een priester zijn (119).  Dit betekent dat de verzoening niet volbracht kon worden aan het kruis, omdat Christus nog niet kon offeren als onze Hogepriester in het Hemelse heiligdom, voordat Hij was opgerezen naar de Hemel.  Tegenwoordig is Christus offerende als onze Hogepriester in het Heilige der Heiligen van het Hemelse heiligdom, vergevende en verzoenende voor de zonden die wij belijden en verzaken, met Zijn kostbaar bloed dat Hij vrijwillig gaf voor u en mij.
     "Maar Deze, omdat Hij in der eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk Priesterschap; waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden." Hebreeën 7:24-25.

     Geprezen zij de HEER, dat Christus vandaag tussenbeide komt en verzoent voor Zijn volk vanwege de voortdurende belasting van zonde.  Christus zal doorgaan met verzoening en vergeving van onze beleden en verzaakte zonden tot Zijn werk van verzoening voleindigd is.  Nadat Christus Zijn verzoeningswerk beëindigt, wordt de proeftijd afgesloten; en als er hierna nog zonden begaan worden dan kunnen deze niet worden vergeven (120).  Alle zonden moeten dus nú worden afgelegd voordat Christus Zijn verzoeningswerk beëindigt (121).  Christus zal dan nogmaals komen (122) om Zijn volk, dat Zijn geboden houd, te bevrijden van haar vijanden (123) en het gehoorzame volk hun beloning te geven door hen op te nemen naar de Hemel, om voor eeuwig bij Hem en Zijn Vader te zijn (124).  Terwijl zij die doorleven in ongehoorzaamheid, hun beloning krijgen door voor eeuwig gescheiden te worden van Christus en Zijn Vader, door te worden vernietigd (125).
     Het is echter niet nodig om gescheiden te worden van God en te worden vernietigd, omdat Christus het voor iedereen mogelijk heeft gemaakt te worden gerechtvaardigd door geloof en heiligmaking door Zijn Geest en dus eeuwig leven te ontvangen.
     Velen willen zich erop beroemen gerechtvaardigd te worden door geloof alleen en vergeten geheel de noodzaak van de heiligmaking.  Rechtvaardigheid en heiligmaking zijn echter noodzakelijk voor zaligmaking!
Rechtvaardiging is een gave van God van volledige kwijtschelding van gedane, beleden en verzaakte zonden, en is door geloof alleen (126).  Er is niets dat wij kunnen, groot of klein, om onze rechtvaardiging te verdienen (127).  Rechtvaardiging komt door geloof in Jezus als onze persoonlijke Zaligmaker (128) als wij nederig tot Hem komen en ons goddeloos leven verzaken.  Dan zal Christus ons rechtvaardigen, onze gedane en bekende zonden vergeven, en Zijn kostbare kleed van gerechtigheid over onze naaktheid leggen (129).  Rechtvaardigheid wordt echter niet verkregen als wij Gods wet negeren, ook zal zelfs Christus' kostbare witte kleed niet één van de niet beleden zonden bedekken (130) - eens zalig, altijd zalig; zo werkt het niet.  Heiligmaking wordt niet verkregen door geloof alleen, het wordt verkregen door dagelijks te wandelen met Jezus, Zijn leven in het onze leven en werkers zijn van Zijn woord (131).  Rechtvaardiging is door geloof alleen, terwijl heiligmaking een samengaan is van geloof en werken.  Inderdaad, wij worden gerechtvaardigd door geloof alleen, maar worden geoordeeld op onze werken (132).
     De waarheid van rechtvaardiging en heiligmaking is als het roeien van een boot.  De ene riem is geloof en de andere riem zijn de werken.  Als je alleen roeit met geloof, draai je in cirkels stroomafwaarts en zal je boot uiteindelijk zinken en vernield worden.  Exact hetzelfde zal gebeuren als je alleen roeit met de riem van de werken.  Echter, als je geloof en werken beide gebruikt, zul je veilig de overkant bereiken en de dood vermijden.
     Wij moeten WANDELEN op de weg van de zaligmaking (133), wij moeten WANDELEN in de Geest (134) en al Gods geboden onderhouden (135) en niet een afwachtende houding aannemen door te geloven dat wij het einde van de weg bereiken door positief te denken.  Wij moeten de wedloop die voor ons ligt LOPEN (136) en WERKERS zijn van Gods geboden als wij ooit het eeuwige leven willen ontvangen (137).  Als wij denken de Hemel te bereiken door geloof alleen, maar Gods geboden blijven breken en doorgaan met zondigen, dan is ons geloof niet een zaligmakend geloof maar een veronderstellend geloof!
     "Wat nuttigheid is het, mijne broeders, indien iemand zegt dat hij het geloof heeft, en de werken niet?  Kan dat geloof hem zalig maken?...Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelf dood....Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, alzo is ook het geloof zonder de werken dood." Jakobus 2:14, 17, 26.

     Het zullen dezen zijn die de enge weg bewandelen die naar heiligmaking leidt, niet hen die geloven dat geloof alleen kan redden, die God zal kunnen redden en bewaren in zonde te vallen (138) en alzo in staat zullen zijn smetteloos voor Zijn troon te verschijnen!
     "Hem nu, Die machtig is u (degenen die geheiligd zijn - zie vers 1) van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor Zijn heerlijkheid in vreugde." Judas 24.

     Hoeveel zogenaamde volgelingen van God in Christus' dagen, kozen ervoor Hem te accepteren als hun Verlosser en namen dit eeuwige evangelie aan?  Slechts weinigen.  En hoeveel van de zogenaamde volgelingen van Christus van nu nemen hetzelfde Evangelie van redding en vrijheid van zonde aan?  Slechts weinigen (139).  Velen volgen dezelfde weg die de kwaadaardige Joodse priesters volgden en kruisigen Christus opnieuw door het ware Evangelie te verwerpen (140).  Beste lezer, kruisigt u Christus opnieuw door dit glorieuze Evangelie van redding van uw zonden te verwerpen?  Of accepteert u dit Evangelie en laat u Jezus toe in uw hart en zodoende werker te worden van Gods wil en woord?
     Wijst u het grote offer van liefde door Christus verachtelijk af en Hem voor niets laten sterven voor uw ziel?  Of neemt u Hem aan en loopt u de weg van de redding met uw hand in Zijn sterke hand?  Wilt u vasthouden aan zonde, Jezus afwijzen en eeuwige dood lijden?  Of houdt u vast aan Jezus, verwerpt u zonde en geniet u eeuwig leven?

     Ondanks dat Jezus wist dat Hij zou worden verworpen en gekruisigd door Zijn zogenaamde "volk", wilde Hij toch dit lijden ondergaan (141); zodat u en ik, als wij Hem liefhebben en dit licht, deze waarheid willen aannemen (142) en onderworpen willen zijn aan dit glorieuze Evangelie (143), herboren mogen worden als kinderen van God (144).  In plaats van eensgezindheid met zonde zouden wij in vijandschap met zonde moeten leven (145) en zullen wij in vrede en harmonie met God zijn (146).  Wij kunnen ons dan verenigen met God en goddelijkheid en onze eigen redding bewerkstelligen (147) door het perfecte voorbeeld van Christus in ons leven te leven (148).
     Uit liefde voor God zullen wij ophouden met zondigen door voortdurend onze wil te onderwerpen aan Zijn wil door ons perfect te houden aan Zijn geboden (149), in geloof en vertrouwen in God (150), door kracht (151) en genade van Zijn troon (152).
     Door dit door Christus te doen, kunnen wij geheiligde inspanningen gebruiken om elke ronde van karakterperfectie te ondergaan (153), en kostbare vruchten van gerechtigheid dragen (154).  Dit is niet een "eens gered, altijd gered" - belevenis, maar een dagelijkse strijd tegen zonde (155) om ons karakter te zuiveren en te perfectioneren in heiligheid (156).  Dit kan worden bereikt door de dingen die wij ondergaan (157) omdat wij de verleiding weerstaan in plaats van er aan toe te geven (158).
     Als wij dit werk van heiligmaking trouw voortzetten tot het einde (159), voortdurend wandelen in en gehoorzaam zijn aan dit Evangelie (160), elke zonde overwinnen (161) door deze hoop in ons mee te dragen (162), zijn wij in staat glorie (163) en onsterfelijkheid te verkrijgen bij de tweede komst van Christus (164).

     Bij de tweede komst van Christus in de wolken van de Hemel zullen alle in Christus overledenen opgewekt worden (165), en zal deze trouwe heiligen het eeuwige leven gegeven worden (166).  Dan zullen wij onze eeuwige stemmen verheffen en lof, aanbidding en zegen geven aan de eeuwige God (167), onze eeuwige Koning (168), met eeuwige vreugde (169) als wij ingaan door de eeuwige poorten (170) in het eeuwige koninkrijk (171) om daar te wandelen in het eeuwige licht (172).
     Dit is het glorieuze eeuwige Evangelie van het Hemelse koninkrijk (173) dat is opgesteld voor de mensheid sinds de grondlegging van de wereld (174), en gepredikt aan alle volken en natiën (175).  Dit Evangelie zal hen die het aannemen en naleven (176) scheiden van hen die het verwerpen en niet naleven (177) - vooral de Babylonische kerken (178).  God zal dus een puur volk hebben, waar Hij behagen in schept en mee werkt (179).

     Wat zal het einde zijn van hen die niet gehoorzaam zijn aan dit Evangelie van Jezus (180), maar kiezen de Heer van de glorie te verzaken?
     Zij zullen worden verteerd (181) door de toorn van God (182), voor eeuwig worden vernietigd door vuur (183).  Dit zal hun loon zijn voor de schuld van elke zonde en goddeloze handeling die zij gedaan hebben (184), zij zullen blijven branden in het vuur, totdat de schuld volledig is betaald (185), waarna hun vuur zal doven (186).  Zij zullen dus volledig tot as verteerd worden (187) alsof ze nooit hebben bestaan (188) - dit geldt eveneens voor Satan zelf (189).  Zonde, en allen die daaraan vasthouden, zal niet meer bestaan en nooit meer de kop opsteken (190).
     Dit hoeft echter niet uw lot te zijn, omdat Jezus al betaalt heeft voor uw zonden door te sterven voor iedere man en vrouw (191).  U hoeft slechts Hem aan te nemen als uw persoonlijke Verlosser, uw zonden belijden en verzaken, dezelfde weg van gehoorzaamheid aan God en Zijn geboden te gaan die Jezus ging (192), om overwinnaar te zijn, niet om te lijden in eeuwige dood (193), maar om eeuwig leven te genieten.  Door uw hart aan God te geven, zult u de Hemel verblijden met uw gezang!

     Als dit uw hartelijk verlangen is, ga dan nederig tot Jezus met een open, niet vooringenomen hart en bid dit eenvoudige gebed:
     "Heer, ik ben zondig, niet waardig, hulpeloos; help mij, of ik zal te gronde gaan."

     Als u zo tot Jezus komt, zal Hij u liefdevol in Zijn sterke armen opnemen en uw hart verwarmen met Zijn heldere stralen van goddelijke liefde (194).  Als u uw hart vrijelijk opent voor Jezus zal Hij binnenkomen en uw altijd blijvende Gast worden; uw Beschermer, uw beste Vriend en Licht van uw leven (195).
     Komt dan; en laten wij dit glorieuze Evangelie van onze Koning aannemen en vasthouden tot het einde toe (196), door de kostbare woorden ten leven in ons hart en verstand te bewaren, de kracht opnemen (197) om voorwaarts te gaan naar de overwinning (198) door Jezus (199).  Laten wij onze wegen overdenken (200) en ons er verre van houden elk ander evangelie te aanvaarden (201), geen corrupte kerken en predikers volgen of vertrouwen (202) maar de weg volgen die leidt naar eeuwige gerechtigheid (203).  Wij mogen dan leven met onze waardige God en Verlosser (204), met Hem op Zijn troon (205), heersen als priesters en koningen (206) in Zijn koninkrijk (207) voor altijd en eeuwig (208).

     Wie staat mij bij te streven om "in te gaan door de enge poort", "zodat gij staat in een Geest, met één gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies", "want Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan strijdende tegen de zonde....Daarom richt weder op de trage handen en de slappe knieën; en maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet verdraaid worde, maar dat het meer geneze worde."

     "Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking zonder welke niemand de Heere zal zien".  "Maar nu, voleindigt ook het doen, opdat, gelijk als er geweest is de volwaardigheid des gemoeds om te willen, er ook alzo zij het voleindigen uit hetgeen gij hebt."

     "Voorts, mijne broeders, wordt krachtig in den Heere en in de sterkte Zijner macht.  Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels....staat dan, uw lendenen omgord hebbende met de waarheid, en aangedaan hebbende het borstwapen der gerechtigheid; en de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes; bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen.  En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord; met alle bidding en smeking biddende te allen tijde in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen".  "Aan wie God heeft willen bekendmaken, welke zijde rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop de heerlijkheid; denwelken wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus; waartoe ik ook arbeid.  Strijdende naar Zijn werking, die in mij werkt met kracht".

     "Want dit is de wil Gods, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en ere".  "Daarom nalatende het beginsel der leer in Christus, laat ons tot de volmaaktheid voortvaren; niet wederom leggende het fundament van de bekering van dode werken." want "de HEERE zal het voor mij voleindigen ." want ".  Hij zal niet laten varen de werken [Zijn] handen."

     Laat ons dan uitgaan "in de wegen en heggen; en dwing[en] hen in te komen, opdat [Gods huis] vol worde." (Lukas 13:24; Filipenzen 1:27; Hebreeën 12:4, 12-14; 2 Korinthe 8:11; Éfeze 6:10-11, 14-18; Kolossenzen 1:27-29; 1 Thessalonisenzen 4:3-4; Hebreeën 6:1; Psalm 138:8 en Lukas 14:23).



Hieronder volgen de voetnoten:


 1. 2 Timóthéüs 3:16-17; Spreuken 30:5.
 2. Jesaja 52:7; Romeinen 10:15.
 3. Éfeze 1:13.
 4. Genesis 1:31.
 5. Genesis 1:27.
 6. Genesis 3:6-13; 1 Johannes 3:4.
 7. Genesis 3:19-24; Romeinen 6:23; Deuteronomium 24:16; 2 Kronieken 25:4; 2 Koningen 14:7.
 8. Jesaja 14:12-17; Ezechiël 28:13-17; Openbaring 12:7-10; Lukas 10:18; Johannes 8:44.
 9. Romeinen 6:16; 2 Petrus 2:19; Johannes 8:34.
 10. Éxodus 19:21; 1 Timóthéüs 6:16; Genesis 3:24; Jesaja 59:2.
 11. Maleáchi 3:6; Jakobus 1:17.
 12. 1 Samuël 2:9; Nehemiah 1:5; 1 Koningen 8:23.
 13. Galaten 3:16.
 14. 2 Johannes 3; Johannes 1:34; Lukas 4:41.
 15. Jesaja 59:2
 16. Johannes 14:6; Genesis 28:12-13.
 17. Markus 1:1; Romeinen 1:9.
 18. Mattheüs 11:27; Johannes 10:25-30; Romeinen 16:25-27; Éfeze 1:17-23.
 19. 2 Samuël 23:5; Jesaja 45:17.
 20. Johannes 1:34, 36; Openbaring 13:8, 5:6, 9, 12.
 21. Spreuken 8:22-30; 1 Petrus 1:20; Psalm 90:1-2; Openbaring 3:14; Micha 5:2; Habakuk 1:12; Johannes 17:5, 8, 24.
 22. Psalm 111:7-8.
 23. Genesis 4:1-7.
 24. Zie het Boek Leviticus.
 25. Galaten 3:8; Genesis 22:1-18.
 26. Deuteronomium 5:4-28.
 27. Éxodus 24:12-18; Deuteronomium 5:22, 9:9-10.
 28. Éxodus 20:1:23.
 29. Éxodus 21-40; Leviticus 1-27.
 30. Éxodus 30:6, 40:21; Deuteronomium 10:2,5.
 31. Deuteronomium 31:25-56.
 32. Galaten 4:3-5; Psalm 40:6-8; Hebreeën 10:5; Zacharia 2:10-11; Jesaja 7:14; Matthéüs 1:23; Jesaja 9:2, 6-7, 40:9-11; Lukas 2:8-14, 30-35; Jesaja 8:14-16.
 33. Johannes 13:15; 1 Timóthéüs 1:15-16.
 34. Hebreeën 12:2.
 35. 2 Korinthe 5:21.
 36. Matthéüs 4:1-11; Markus 1:12-13; Lukas 4:1-13; Hebreeën 4:15.
 37. Jakobus 1:13.
 38. Hebreeën 1:8-9; Psalm 45:6-7; 1 Johannes 1:1; Kolossenzen 2:9.
 39. 1 Timóthéüs 2:5; Johannes 8:40, 10:33.
 40. Jesaja 9:6; Romeinen 1:3-4, 9:5.
 41. Romeinen 1:3-4; Matthéüs 12:23; Openbaring 22:16; Jesaja 11:1; Jeremia 33:15; Psalm 132:11; Lukas 1:31-32; Matthéüs 1:1, 16-17.
 42. Johannes 2:25.
 43. Jakobus 1:14.
 44. Lukas 2:40; Psalm 71:6-7.
 45. Johannes 14:30.
 46. Romeinen 8:3-4.
 47. Johannes 8:29.
 48. Lukas 1:35.
 49. Jesaja 7:16.
 50. Jesaja 11:2-5; Johannes 8:26-28, 55.
 51. Filippenzen 2:6-7.
 52. Romeinen 15:3.
 53. Lukas 2:52.
 54. Filippenzen 2:8; Hebreeën 12:2.
 55. Psalm 119:151; Jesaja 50:7-9; Jeremia 23:23; Spreuken 15:29.
 56. Matthéüs 1:21.
 57. Jona 2:1-2, 7, 9.
 58. Lukas 2:11-12, 24; Leviticus 12:7-8; Markus 6:3.
 59. Matthéüs 2:23; Lukas 2:51; Johannes 1:45-46.
 60. Lukas 2:1-5; Johannes 19:6-10.
 61. Jesaja 42:25; Romeinen 3:28; Galaten 2:16; Romeinen 3:24; Titus 3:7; 1 Korinthe 6:11; Romeinen 5:9, 3:4; Matthéüs 12:37; Romeinen 2:13; Jakobus 2:20-24.
 62. Romeinen 5:1-5; Éfeze 6:10-18; Galaten 5:1.
 63. Romeinen 8:1-2.
 64. Romeinen 6:16, 5:21.
 65. Jeremia 23:6; Jesaja 61:10.
 66. Filippenzen 4:13.
 67. 2 Korinthe 1:9-10.
 68. Jesaja 40:8.
 69. Ezechiël 18:23, 32.
 70. Zefanja 3:17.
 71. Romeinen 6:22.
 72. Romeinen 8:3.
 73. 1 Johannes 3:6.
 74. Jesaja 53:10-12; 2 Korinthe 5:21; 1 Korinthe 15:3.
 75. 1 Petrus 2:24.
 76. Psalm 85:8-10; Filémon 3.
 77. Daniël 9:26-27; Hebreeën 9:1-28, 10:1-24.
 78. Hebreeën 8:1-4.
 79. 1 Johannes 2:1.
 80. Johannes 1:29; 1 Johannes 2:2, 3:5.
 81. Openbaring 1:5.
 82. 1 Johannes 1:7.
 83. 1 Johannes 1:9; Éfeze 5:25-27.
 84. Galaten 1:4; Matthéüs 6:13; 2 Timóthéüs 4:18.
 85. 1 Petrus 3:18.
 86. Hebreeën 9:16-17; Galaten 3:15.
 87. Prediker 12:13-14.
 88. Genesis 2:2-3; Éxodus 20:8-11; Matthéüs 28:1; Markus 16:1-2, 9.
 89. Matthéüs 12:8; Markus 2:28; Lukas 6:5.
 90. Romeinen 3:20, 7:7, 9.
 91. Romeinen 5:13, 4:15.
 92. Romeinen 6:23.
 93. Kolossenzen 2:9-14, 17.
 94. Spreuken 7:1-3; Jeremia 31:33-34; Hebreeën 10:16-17.
 95. Jakobus 1:8, 4:7-8; 1 Koningen 18:21; Lukas 16:13; Richteren 2:21; Romeinen 6:16.
 96. Romeinen 7:7-13.
 97. Galaten 3:24; Romeinen 7:24-25, 8:1-14.
 98. Romeinen 6:1-23; Hebreeën 12:1-4; Filipenzen 1:21.
 99. Jesaja 60:2-3, 9:2, 11:10; Zacharia 9:9-10; Hoséa 2:23; Johannes 10:15-16.
 100. Johannes 1:29; Jesaja 61:1-2; Johannes 8:34-36.
 101. Matthéüs 10:34-39, 23:1-39; Jesaja 9:16, 42:7, 5:13; Spreuken 23:27-28, 7:24-27, 2:16-18; Psalm 40:2; Zacharia 9:11; Johannes 10:3-4, 4:20-24; Jesaja 37:31-32; Zefanja 3:1-4.
 102. Lukas 9:22, 17:25; Markus 12:10; Johannes 9:22, 7:13; Matthéüs 26:3-5; Johannes 11:47-53.
 103. Jesaja 53:1-3.
 104. Lukas 22:21-22; Johannes 18:2-5; Lukas 22:47-48.
 105. Matthéüs 26:31, 36; Psalm 88:8.
 106. Markus 10:33-34; Lukas 20:19-20; Handelingen 13:28; Matthéüs 27:1-2, 11-31; Lukas 23:22-25; Johannes 19:6-7, 14-16.
 107. Openbaring 17:1-2, 18, 14:8, 18:2-4.
 108. Markus 15:15-20; Jesaja 53:4-5, 50:6; Klaagliederen 1:12; Psalm 22:16; Johannes 19:18; Psalm 22:6-8; Matthéüs 27:42-43; Psalm 22:1; Matthéüs 27:46.
 109. Maleáchi 3:1; Jesaja 49:8, 54:10.
 110. Amos 5:10; Johannes 8:37, 40, 16:9.
 111. Matthéüs 24:4-14; Johannes 15:18-25, 16:1-4.
 112. Romeinen 9:6.
 113. Zie ook: Jesaja 31:4; Jeremia 1:8-9, 17; Ezechiël 3:8-11; Jesaja 51:12; Jozua 1:9; Psalm 112:7, 23:1-6.
 114. Psalm 16:10, 71:20; Matthéüs 28:2-6.
 115. Lukas 24:51; Markus 16:19; Handelingen 1:9-11; 1 Petrus 3:22; Hebreeën 12:2, 10:12.
 116. Hebreeën 9:3, 7, 24, 10:19-21.
 117. Zie ook: Éxodus 29-30; Leviticus 16-17.
 118. Romeinen 6:10; Hebreeën 7:27, 9:28, 10:12; 1 Petrus 3:18.
 119. Hebreeën 8:1-4.
 120. Daniël 12:1; Openbaring 22:11; Lukas 13:25-28.
 121. Éfeze 4:22-24, 31; Kolossenzen 3:8-13.
 122. Hebreeën 9:28.
 123. Psalm 7:1, 27:12-14, 41:1-2, 50:15, 59:1-5, 71:1-5; 2 Timóthéüs 4:17-18; Jesaja 51:21-23; Spreuken 11:8; Esther 3:9; 1 Kronieken 16:34-35; 2 Koningen 17:39.
 124. Ruth 2:12; 1 Thessalonicenzen 4:16-17; Spreuken 11:31, 13:13.
 125. Matthéüs 13:40-42, 49-50, 25:41, 46; Judas 14:15.
 126. Spreuken 28:13; 1 Johannes 1:9; Romeinen 5:1; Galaten 3:24.
 127. Galaten 2:16.
 128. 1 Korinthe 6:11; Galaten 3:11.
 129. Jesaja 61:10; Jeremia 23:6; Openbaring 3:18.
 130. Romeinen 2:13; Jakobus 2:24.
 131. 1 Thessalonicenzen 4:3-4; 2 Thessalonicenzen 2:13; 1 Petrus 1:2; Johannes 17:17-19.
 132. Matthéüs 25:14-46.
 133. Spreuken 12:28, 16:17; Psalm 23:3; Romeinen 6:4.
 134. Romeinen 8:1, 4; Galaten 5:16; Filippenzen 3:8-19.
 135. 2 Johannes 6; Openbaring 21:24.
 136. 1 Korinthe 9:23-27; Hebreeën 12:1.
 137. Openbaring 22:14-15; Jakobus 1:22.
 138. Spreuken 11:5.
 139. Matthéüs 7:14, 20:16, 22:14; Lukas 13:23-24.
 140. Galaten 3:1; Hebreeën 6:4-6, 10:26-31.
 141. Jesaja 53:11-12.
 142. 2 Korinthe 4:6; Éfeze 1:13; Kolossenzen 1:5-6.
 143. Hebreeën 12:9; Jakobus 4:7; 2 Korinthe 9:13; 1 Korinthe 9:23-27.
 144. 1 Korinthe 4:15; Éfeze 1:5-6; Galaten 3:26; Romeinen 8:16:17, 21.
 145. Genesis 3:15; Romeinen 16:19-20.
 146. Lukas 1:78-79; Handelingen 10:36; Romeinen 5:1; Kolossenzen 1:20.
 147. Filippenzen 2:12-13, 1:6; Éfeze 3:16-21.
 148. Johannes 13:15; 1 Petrus 2:21-25; Romeinen 12:1-2; Éfeze 4:23-24; Filippenzen 2:5; Matthéüs 22:37; Jesaja 26:3; Hebreeën 8:10.
 149. Matthéüs 5:48; 1 Johannes 2:3-7; Johannes 14:15, 23, 15:9-14; Openbaring 14:12; Romeinen 7:1, 12, 14-16, 22; Hebreeën 4:2-11.
 150. 1 Johannes 5:4-5, 19; 1 Timóthéüs 4:10.
 151. Jesaja 26:3-4, 40:28-31.
 152. Hebreeën 4:16; Handelingen 20:24.
 153. 2 Petrus 1:5-10.
 154. Galaten 5:22-25.
 155. Filippenzen 1:27.
 156. Titus 2:11-15; 1 Petrus 1:15-16; Romeinen 6:19-22.
 157. 2 Timóthéüs 1:8; 1 Petrus 4:1-2, 12-16, 19.
 158. 1 Korinthe 10:12-13.
 159. Matthéüs 25:19-23, 10:22, 24:13; Openbaring 2:26; Hebreeën 3:6, 14.
 160. 1 Thessalonicenzen 4:1-4; 3 Johannes 3; Kolossenzen 1:23.
 161. 1 Korinthe 15:57-58.
 162. 1 Timóthéüs 1:1; Hebreeën 6:17-20; Kolossenzen 1:27; Romeinen 8:10; 1 Johannes 3:3; Kolossenzen 1:5-6; 1 Johannes 4:4; 1 Petrus 3:15; Éfeze 6:19.
 163. 2 Thessalonicenzen 2:14.
 164. 1 Korinthe 15:51-54.
 165. Openbaring 1:7; Job 19:26-27.
 166. 1 Thessalonicenzen 4:16-17; Johannes 4:14, 6:27, 47, 12:50.
 167. Psalm 106:48.
 168. Psalm 2:2, 6-7, 29:10; Johannes 1:49; Jeremia 10:10.
 169. Jesaja 35:10, 51:11.
 170. Psalm 24:7-10.
 171. Psalm 145:13; Daniël 4:3, 7:27; 2 Petrus 1:11.
 172. Openbaring 21:23-25; Jesaja 60:19-20.
 173. Openbaring 14:6; Matthéüs 4:23, 9:35.
 174. Matthéüs 25:34.
 175. Matthéüs 24:14; Psalm 68:11; Romeinen 10:18; Openbaring 14:6-12, 18:1-5; Numerie 14:21; Hábakuk 2:14.
 176. Romeinen 1:1.
 177. Romeinen 10:16; Éfeze 5:8-11; 2 Timóthéüs 3:1-7; 2 Petrus 3:1-18; Ezra 9:14-15; 1 Johannes 2:18-28; 2 Johannes 6-11; Psalm 2:3.
 178. Jesaja 52:11; Jeremia 51:6; Amos 3:3; Openbaring 18:1-4.
 179. 2 Korinthe 6:14-18.
 180. 1 Petrus 4:17-18.
 181. Jesaja 1:28.
 182. Éfeze 5:6; Openbaring 16.
 183. 2 Thessalonicenzen 1:8; Openbaring 14:9-11, 19:20, 20:10, 14-15, 21:8, 27.
 184. Psalm 28:4; Openbaring 22:12; Jesaja 59:18; Romeinen 2:5-8; Judas 15.
 185. Matthéüs 18:34.
 186. Jesaja 47:14.
 187. Maleáchi 4:1-3.
 188. Obadja 15-16; Psalm 37:10.
 189. Ezechiël 28:12-19.
 190. Nahum 1:2-9; Openbaring 21:4-5.
 191. Hebreeën 2:9.
 192. Openbaring 3:21.
 193. Johannes 8:51-52.
 194. Hooglied 2:4.
 195. Openbaring 3:20; Joël 2:12-13.
 196. Openbaring 2:25-26, 3:8-12.
 197. Prediker 8:4.
 198. Psalm 98:1.
 199. 1 Korinthe 15:57; Openbaring 15:2.
 200. Haggaï 1:7.
 201. 2 Korinthe 11:3-4; Galaten 1:6-9.
 202. 2 Korinthe 6:14-18; Openbaring 18:1-4; Jeremia 17:5; Jesaja 9:6.
 203. Psalm 139:23-24, 98:2.
 204. Openbaring 4:11, 5:9, 11-13.
 205. Openbaring 1:5-6, 5:10, 20:6.
 206. Openbaring 3:21.
 207. Openbaring 2:7; 2 Thessalonicenzen 1:5.
 208. 1 Johannes 2:17, 25; Openbaring 22:5.